Achtste Wim Crouwel Lezing door Marian Duff
01 December 2023
Het Museumplein: elke keer denk ik weer, wat een wereld, wat een weelde. Als je hier de deur uit loopt, moet je oppassen om niet ondersteboven gereden te worden door de geruisloos zoevende Tesla’s, Range Rovers en Porsches, op zoek naar een parkeerplekje om in de PC Hooft straat te shoppen. Het Stedelijk is buren met het Van Gogh Museum, het Rijks, het Concertgebouw en het voormalige Conservatorium, nu een vijfsterrenhotel. Alles hier is tiptop aangeharkt, een visitekaartje van Amsterdam voor de toerist die wat te besteden heeft. Of je nu wilt of niet, dat maakt dit toch een beetje het reservaat van de hoge cultuur, nietwaar?
Hoe anders is het bij ons in Zuidoost. Daar zitten wij met het OSCAM, het Open Space Contemporary Art Museum, in hartje winkelcentrum Amsterdamse Poort. Er staat een upgrade van het hele gebied op het programma. OSCAM is gevestigd in het oude pand van Cool Cat. Schuin tegenover zit de Kentucky Fried Chicken, en aan weerszijden van ons de Panda Bubble Tea Bar en Hunkemöller.
Je begrijpt, tussen de fastfoodkip, Instagramdrankjes en sexy lingerie valt het soms niet mee om gezien te worden. Maar toch weten mensen ons te vinden, want er is in booming Zuidoost echt een grote behoefte aan kunst en cultuur, aan beleving en herkenning, aan verhalen die ertoe doen en die van ons zijn, van de stedelingen van vandaag.
Mijn naam is Marian Duff, ik ben de oprichter en hoofdcurator van OSCAM. Fijn dat we hier bij elkaar kunnen zijn om de kracht van grafische vormgeving en design te vieren, als eerbetoon aan de naamgever van deze lezing: Wim Crouwel. Het komend half uur vertel ik graag iets over mijn inspiratiebronnen, en ik geef mijn visie op de begrippen ‘canon’ en ‘gelijkwaardigheid’. Ik eindig, zoals aangekondigd, met een kleine sneak preview van onze tentoonstelling begin 2024. Maar laat ik eerst de mensen bedanken die deze mooie middag allemaal mogelijk maken. Graag jullie hartelijk applaus voor het bestuur van het Wim Crouwel Instituut, de medewerkers van het Stedelijk Museum Amsterdam en het Allard Pierson. En in het bijzonder Els van der Plas , Rob Huisman , Roosje Klap , Thomas Castro en Bruni Hofman .
Over OSCAM
Bij OSCAM geven we een podium aan jonge beeldend kunstenaars, curatoren, fotografen, ontwerpers, programmeurs en ga zo maar door. Veel van die makers hebben roots in de Cariben of de Afrikaanse diaspora. Ik heb dit nooit eerder in het openbaar gezegd, maar eigenlijk zie ik ons als het Stedelijk Museum van Zuidoost en van het Amsterdam van vandaag. Als je wilt zien wat er nu leeft onder makers en publiek van nu, kun je binnen lopen en je laten verrassen of jezelf herkennen in wat je ziet en hoort. Oorlog en vrede, de mentale en fysieke gezondheid van jongeren, de digitale wereld, de positie van de Zwarte man in de mode, het zijn zo maar een paar thema’s die het afgelopen jaar in onze tentoonstellingen en Speak Sessions voorbijkwamen.
OSCAM bestaat zaterdag 25 november zes jaar. Eind vorig jaar hadden we een terugblik op de tientallen tentoonstellingen en de vele contextprogramma’s sinds we in 2017 begonnen als pop-up museum in het kader van 50 jaar Bijlmer. Momenteel werken we hard aan een plan om met structurele steun van diverse fondsen en sponsoren verder te professionaliseren en meer publiek te bereiken. Want zoals het motto van een van onze tentoonstellingen luidde in samenwerking met Patta: ‘We are here forever. Do you understand?’ Een uiting van zelfbewustzijn die door sommigen ongetwijfeld gezien wordt als een provocatie.
De titel van mijn lezing kun je ook op twee manieren opvatten: Zoek het uit! Wat hoor jij hierin? Een afwijzing: zoek jij het maar het lekker uit! Of een uitnodiging: ga maar eens uitzoeken hoe het zit? Wat je gewend bent om te horen of te zien, bepaalt vaak hoe je naar iets kijkt of luistert. Ik heb natuurlijk een bepaalde bedoeling met deze kreet, en daar kom ik straks nog op, maar denk even na over wat het met jou deed toen je las: zoek het uit! Met een uitroepteken, bovendien.
Namen vol betekenis
Daniel Eeuwens... Edson Sabajo... Karin Amatmoekrim... Andreas Urhahn... zeggen deze namen jou iets? Ja, ze staan in de uitnodiging, maar kende je ze daarvoor al? Als dat niet zo is, dan heb je ze misschien even gegoogled om een beetje een beeld te krijgen van wat je te wachten stond. Als je ze al wel kende, ben ik oprecht benieuwd naar jouw connectie met deze personen, misschien iets voor straks bij de nazit.
Voor mij zijn deze namen net zo veelbetekenend als Wim Crouwel, Anthon Beeke, Gerard Unger, voor kenners van grafisch ontwerp. Ik moet eerlijk bekennen dat Wim Crouwel voor mij een grote onbekende was. Daarom twijfelde ik in eerste instantie ook of ik in zou gaan op de uitnodiging. De uitdaging met dit soort uitnodigingen is namelijk dat het al gauw een vorm van huiswerk dreigt te worden voor mij.
Moet ik me nu gaan verdiepen in het leven en werk van Wim Crouwel, zodat ik verstandige dingen kan zeggen over de betekenis van zus of zo of over de parallellen tussen dit en dat? Als directeur van OSCAM, waar we ons continu drie slagen in de rondte werken voor de volgende tentoonstelling, en als fulltime soccer mom met een zoon die vier keer per week in de jeugd van Ajax traint, op zaterdag een wedstrijd heeft en om de zoveel tijd wel een internationaal toernooi heeft ergens in Europa, en mijn broer die speciale zorg nodig heeft, is het me niet gegeven om een studie te maken van design erfgoed, hoe waardevol en interessant dat me ook lijkt.
Bovendien, ik ben geen hardcore wetenschapper, ik ben hoofdcurator die haar leven wijdt aan het zichtbaar en toegankelijk maken van kunst die mij raakt en inspireert. Dat is in 2017 aangewakkerd in Suriname. In het noordoosten ligt het Contemporary Art Museum Moengo. Het CAMM is opgericht door Marcel Pinas, een kunstenaar en activist die ik ontzettend bewonder. In oktober 2017 was ik er om twee ruimtes in te richten met werk van MAFB talenten uit Nederland. Mijn eigen roots liggen onder andere in Albina, een dorpje naast Moengo. Het is verwoest in die vreselijke, vaak vergeten burgeroorlog die er tussen 1986 en 1992 woedde. Ik was enorm onder de indruk van de manier waarop Pinas werkt. Omdat hij de hele gemeenschap bij het museum betrekt. En ik dacht: dat ben ik, maar dan in Nederland. Ik herkende mij in zijn verhaal, altijd bezig zijn om je directe omgeving te interesseren voor mode, kunst en design.
Dus toen ik nadacht over mijn taak hier vandaag, besloot ik om jullie vandaag een plezier doen te doen door mezelf een plezier te doen. Vanmiddag wil ik jullie deelgenoot maken van wat ik ken en koester: het erfgoed uit mijn hiphopscene.
Mijn clan
Ik heb geen idee of Wim C. en de zijnen elkaar ook in de kroeg troffen, of dat ze na kantoortijd op de studio aan de wijn en borrelnootjes gingen. Maar waar sprake is van een bepaalde stroming komt dat vrijwel altijd voort uit een community, een clan van gelijkgestemden. Voor mij is dat de groep zielsverwanten die ik vond in Café de Duivel in de Reguliersdwarsstraat, het stukje tussen de Vijzelstraat en het Rembrandtplein. De vriendschappen die daar ontstonden geven me nog steeds het gevoel dat ik er nooit alleen voor sta. Ik ben er supertrots op dat velen van ons cultuur maken in allerlei disciplines, waarvan de uitingen met elkaar verbonden zijn, soms zichtbaar en soms onzichtbaar. Mijn clan uit de Duivel is een netwerk dat mij inspireert en kracht geeft om altijd door te gaan, ook als de obstakels groot zijn: chronisch geldgebrek, de zoveelste tijdelijke locatie, de onzichtbare en zichtbare muren in het museale bestel.
In deze zaal zit vast ook een netwerk: een scene van mensen die geïnteresseerd zijn in grafisch ontwerp en design, als ik me niet vergis ook heel wat movers en shakers op dit gebied. Jullie scene is er eentje waar ik niet in verkeer en die ik niet goed ken. In plaats van dat dit voor mij een intimiderende gedachte is, put ik vertrouwen uit mijn eigen scene, waar ik altijd het begrip en de waardering heb gevonden die voortkomt uit snappen en mede doorvoelen van wat je doet.
Dat uit zich in onze gemeenschappelijke taal: die van de hiphop. Die taal vind ik terug in graffiti, in fashion, in bepaalde woorden in songteksten, op posters en T-shirts. Dat zijn de codes die ik kan lezen en waar ik me door uitgedaagd of begrepen voel. Voor mij is hiphop een way of life, die ik heb ontdekt in mijn jeugd in het Haarlemse Schalkwijk. Daar woonde ik samen met mijn broer Morano, bij mijn moeder thuis. Zij was en is mijn grote voorbeeld, mijn queen, een onafhankelijke, sterke vrouw. Ze kwam in 1970 naar Nederland om te studeren en ging in 1973 terug naar Suriname met haar diploma op zak. Na de scheiding van mijn vader besloot ze in 1979 terug te gaan naar Nederland. In Haarlem heeft zij in haar eentje een bestaan opgebouwd, voor haarzelf en voor haar kinderen. Als hoofdverpleegkundige draaide ze bijna 40 jaar nachtdiensten, en af toe werkte ze er freelance naast en voedde ze haar twee kinderen alleen op. Dat heeft van haar een vrouw gemaakt die nog steeds met de kin omhoog loopt. Trots, zorgzaam, maar ook best streng voor haar kinderen.
Thuis ging om tien uur ’s avonds de deur op slot voor mijn broer en mij, als mijn moeder de nachtdienst in ging. Soms deed ik die deur weer open en dan kwamen er vriendinnen en vrienden stiekem nog even bij ons chillen en luisteren naar de muziek van Gang Starr, Wu Tan, Method Man en Erykah Badu. Ze slopen dan de deur uit voordat mijn moeder weer thuis kwam. Een van die vriendinnen is dus mijn beste vriendin Karin Amatmoekrim met wie ik altijd in Café de Duivel hing.
Eén keer zei ik voor de grap: ‘Iedereen, mijn moeder komt eraan!’ Een aantal vrienden en vriendinnen sprongen letterlijk van het balkon af om mijn moeder maar niet in alle vroegte onder ogen te komen. Ze hadden allemaal groot respect en bewondering voor Olga Duff. Van haar heb ik geleerd om de dingen zelf voor elkaar te boksen, nooit op te geven en je eigen pad te kiezen. Eigenlijk was mijn moeder een OG hiphopper.
Back in the nineties fietste ik elke dag van Schalkwijk in Haarlem-Zuid naar mijn school in Heemstede-Aerdenhout. Van het zwarte land naar het witte land. Op school had ik goede vrienden onder de kinderen van artsen en advocaten. En thuis in Schalkwijk had ik volop vrienden onder de kinderen uit de buurt. Zolang ik me maar aanpaste aan de norm. Aan de ene kant moest ik niet te wit zijn, aan de andere kant niet te zwart. Omdat ik in beide werelden leefde, bleef ik altijd de ander.
De hiphopscene was voor mij een bevrijding. Daar vond ik gelijkgestemden, los van kleur of afkomst. Zoals rapper Willem de Bruin van de Opposites een paar jaar geleden in de Volkskrant zei:
‘In de hiphop is de multiculturele samenleving geslaagd. Op hiphopfeesten zie je alle afkomsten door elkaar, daar wordt niet in kleur gesproken.’
Ik was nieuwsgierig of er de afgelopen jaren een beetje een hiphopvibe tot het Stedelijk Museum is doorgedrongen. Het viel mee of het viel tegen, het is maar hoe je het bekijkt. Ik zag dat het Stedelijk in 2016 heeft geëxperimenteerd met performances, talks en workshops van Amenti collective, Akwasi, SMIB en 020 Crew. Ook Brian Elstak en Farida Sedoc deden mee. Ik kwam een serie workshops voor kinderen tegen die kunstenaar AiRich in 2018 heeft gegeven. Over haar heb ik zo meteen nog een mooi verhaal.
Het lijkt er zowaar op dat Zwarte kunst langzamerhand wordt gecanoniseerd: in 2019 won Raquel van Haver de aanmoedigingsprijs van het AFK, in hetzelfde jaar dat ze hier haar eerste tentoonstelling had. En Brian Elstak kreeg onlangs de Amsterdamprijs uitgereikt, en niet in de categorie beste prestatie, maar in de categorie bewezen kwaliteit, waar eerdere winnaars Ivo van Hove, Reinbert de Leeuw en Ted Brandsen waren gelauwerd.
Brian kan echt alles en werkt vanuit een hiphopfilosofie in allerlei disciplines. Het maakt me hoopvol. Maar tegelijkertijd heeft het toekennen van zo’n prijs iets dubbels. Het is een blijk van erkenning en waardering, dat is mooi. Het is vaak ook een teken dat je er helemaal bij hoort, dat je canonwaardig wordt geacht. Maar wie bepaalt wat de canon is?
Sowieso, het woord canon is er ooit in geslopen en nu komt het overal terug, maar het is beperkend, want het betekent altijd dat een exclusief clubje bepaalt wat het waard is om binnen de canon toegelaten te worden. Het begrip canon is in wezen onverenigbaar met het begrip inclusie. Natuurlijk is het prettig als je met elkaar een referentiekader deelt, maar misschien is het nog wel veel beter om te accepteren dat we er als samenleving bij gebaat zijn dat er altijd veel meer is dat we niet collectief delen. Er zijn zoveel vragen die nooit gesteld zullen worden bij de Slimste Mens en waar ik wel het antwoord op weet.
Karin Amatmoekrim is schrijver en mijn beste vriendin sinds de Cafe Duivel tijd. Onlangs promoveerde zij aan de Universiteit Leiden op een biografie van de in 2012 overleden Surinaams-Nederlandse schrijver, journalist en programmamaker Anil Ramdas. Zo’n boek, inclusief de promotie als erkenning van het establishment, is een manier om iets zichtbaar te maken. In een interview met Trouw haalde Karin laatst Ramdas aan, die zich in de jaren negentig afvroeg: ‘Waar is de nieuwe samenleving in de literatuur? Die Nederlandse schrijvers zitten daar gewoon in een ivoren torentje met hun witte buren en hun witte familie.’
Hoe zit dat vandaag de dag in de wereld van design, vraag ik me dan af? Kun je zeggen dat die een goede afspiegeling vormt van de samenleving van vandaag, van het Amsterdam waar geen enkele etnische groep meer de absolute meerderheid van de bevolking vertegenwoordigt? Ik stel de vraag als outsider in de scene, jullie mogen hem zelf beantwoorden, als insiders.
Gelijkwaardigheid
Begin deze maand kwam de bundel Ons koloniale verleden in vijftig voorwerpen uit, een initiatief van de Volkskrant. Wayne Modest, hoofd collecties van het Wereldmuseum, noemde het een ‘ANTI-canon’ en zei: ‘We stellen ter discussie dat sommige mensen en momenten in de geschiedenis worden gekoesterd en andere juist niet.’
Ik heb een bijdrage aan de bundel mogen leveren met een artikel over de stoffen van Vlisco, met hun intense kleuren, bedrukt met complexe patronen die verhalen vertellen. Is dat cultural appropriation met een winstoogmerk of een vorm van multidisciplinair werken om tot mooie stoffen te komen? Voor mij is het stellen van zo’n vraag niet bedoeld om een oordeel te vellen, maar om een dialoog mogelijk te maken waarin ruimte is voor andere perspectieven.
Dat is wat mij betreft ook de kern van multidisciplinair werken. Daarbij laten makers of curatoren zich inspireren door verschillende kunstvormen en ambachten om tot mooie eindproducten te komen. Belangrijk is dat oud en nieuw werk als gelijkwaardig aan elkaar wordt gezien, en dat makers uit groepen die ondervertegenwoordigd zijn een positie krijgen die gelijkwaardig is aan die van makers uit dominante stromingen. Het is een kwestie van gelijk oversteken, van respect voor alle perspectieven en van oprechte nieuwsgierigheid naar elkaars verhaal.
Onlangs is de Code Diversiteit en Inclusie uitgebreid met het begrip gelijkwaardigheid. Dat doet mij persoonlijk bijzonder goed. Want het is een continue strijd om die gelijkwaardigheid te bevechten. Daarom verankeren wij bij OSCAM in ons strategisch plan de gedachte van gelijk oversteken bij samenwerkingen.
In ons programma ligt de focus op nieuw en bestaand werk van makers die perspectieven verwoorden en verbeelden die in de museumwereld en op veel plekken in de samenleving ondervertegenwoordigd zijn. Tegelijkertijd cureren we bestaande werken uit de gevestigde kunst en cultuursector. Die werken komen doorgaans in (tijdelijke) bruikleen via de organisaties in ons netwerk.
We tonen deze werken nooit als op zichzelf staande uitingen, maar plaatsen ze nadrukkelijk in een nevengeschikt verband met nieuw werk van makers uit groepen die binnen die instellingen ondervertegenwoordigd zijn. Een goed voorbeeld daarvan was de eendaagse OSCAM tentoonstelling Masterpiece? tijdens de Museumnacht 2022.
Ik droomde er al lang van om werk van een kunstenaar uit de community van Zuidoost op ooghoogte te plaatsen naast een klassiek werk uit de Nederlandse schilderkunst. Tijdens een werkbezoek in Wenen fluisterde ik Judikje Kiers, directeur van het Amsterdam Museum, in het oor dat het me fantastisch leek om eens een Rembrandt naar Zuidoost te halen. Tot mijn grote blijdschap pakte zij die handschoen op. Judikje is voor de duvel niet bang. Zij durfde het in 2019 aan om de term de Gouden Eeuw in de ban te doen om ruimte te maken voor andere perspectieven op die tijd.
En zo kwam het dat we tijdens de Museumnacht 2022 een bijzondere ééndaagse tentoonstelling hadden met twee werken: een schilderij van Rembrandt van Rijn uit de collectie van het Amsterdam Museum, en een portret van Emmanuel Ohene Boafo, de acteur met Ghanese roots die in 2021 de belangrijkste acteursprijs in het Nederlandse theater, de Theo d’Or, won. Dat werk is gemaakt door AiRich, die jonge vrouwelijke Afro-Caribische kunstenaar die hier in het Stedelijk in 2016 drie dagen workshops gaf aan kinderen, en het hangt normaal gesproken in de Stadsschouwburg op het Leidseplein.
Normaal wordt kunst in OSCAM in een ongedwongen sfeer gepresenteerd. Nu was er een afzetting met linten, en twee beveiligers hielden de wacht bij de werken. Het publiek reageerde dan ook eerst wat onwennig. Het was alsof bij ons plotseling de codes van het klassieke museum golden: je bent stil en je blijft op afstand. Maar na een tijdje ontstond toch die typische OSCAM-vibe waarbij iedereen zich vrij voelde om de werken close-up te bekijken en een selfie te nemen.
Ik kan me voorstellen dat het voor iemand die voor het eerst in OSCAM komt, een uitdaging is om te duiden wat je er ziet, hoe je moet kijken en je gedragen. Net zo goed als dat een uitdaging is voor veel mensen die voor het eerst in het Stedelijk komen. Onze crew is jonger, onze codes losser, we zijn laagdrempelig, er is muziek, er wordt altijd gedanst op openingen en finissages. Come as you are en pay what you can, is het devies. Dat brengt me weer bij hiphop.
Hiphop
Bij OSCAM is hiphop een rode draad. Zo maak ik al drie jaar lang de tentoonstelling BOUT IT, die in het teken staat van hiphopmuziek en -cultuur. De eerste edities organiseerden ik met Kees de Koning. Als ik Kees bel, is hij altijd bereid om te helpen. De BOUT IT edities leidden tot bijzondere samenwerkingen tussen hiphopartiesten uit Europa en Afrika. Bij BOUT IT #3 en #4 stonden vrouwen in de hiphop centraal.
Hiphop is geen kunstje. Vijftig jaar geleden begon het met een huisfeest in de Bronx, en vandaag is het een way of life die mensen overal ter wereld uitdragen in alles wat ze doen en maken. In januari 2024 doen wij een deep dive in onze eigen hiphopgeschiedenis. Dan opent de tentoonstelling Cafe de Duivel x Edson Sabajo. Die gaat over Café de Duivel, en ik geef die vorm samen met Edson Sabajo, de oprichter van streetwearmerk Patta. En Daniel Eeuwens de eigenaar van Cafe de Duivel. In een interview met de nieuwssite Zuidoost&Meer zei Edson: ‘Hiphop is de backbone van Patta. De hiphopcultuur is een heel vredelievende cultuur die mensen bij elkaar wil brengen. Beroepen, etniciteiten, et cetera doen er niet toe. Dit is bij Patta ook het geval.’
De Duivel is sinds de jaren negentig de hiphopambassade van Amsterdam. Ik was er 8 dagen per week, nee niet 7, maar 8 dagen per week. Het is een bruine kroeg met een sterk gemengd publiek, die uitgegroeid is tot broedplaats en open podium voor de pioniers van de Amsterdamse hiphopscene. We troffen elkaar daar, we smeedden plannen en lieten onze creativiteit de vrije loop. In 2020 stond er een uitgebreide terugblik op de geschiedenis van het café in het Parool. In het artikel belijden schrijver Babs Gons, presentator Andrew Makkinga en rapper Brainpower hun blijvende liefde voor deze rauwe plek.
In januari 2024 laten we die plek herleven met werk van kunstenaars die er ooit hun eerste schreden op het creatieve pad zetten. Ik noem er een paar: Karin Amatmoekrim, Ebru Baskan, Andreas Urhahn en Piet Parra. De muren van OSCAM worden aangekleed met een combinatie van nieuw werk van beeldend kunstenaar Andreas Urhahn onder andere bekend van United Painting, geïnspireerd op onze pionierstijd. Ook stellen we oorspronkelijke voorwerpen en werk (T-shirts, platenhoezen, graffiti) uit de rijke geschiedenis van het café tentoon. Regietalent Sammy Shefa Idris maakt een korte film waarin hij Karin Amatmoekrim, Edson Sabajo en Daniel Eeuwens, eigenaar van De Duivel, interviewt. Die vertonen we op flatscreens op een achtergrond van fotobehang gemaakt door Andreas Urhan waarop de bar van De Duivel te zien is.
Veel meer dan een puur nostalgische trip houdt de tentoonstelling ons een spiegel voor: je kunt met elkaar een community vormen op de meest onverwachte plekken als er ruimte is voor iedereen en de vrijheid om te experimenteren. Ruimte en vrijheid, daar draait het uiteindelijk om.
Parallel
Voordat ik afsluit, toch even een parallel met Crouwel en de zijnen! Die maakten in wezen meestal toegepaste kunst, hun werk dook overal op in het publieke domein. Voor de invloed van Crouwel hoefde je het telefoonboek maar open te slaan. Ik durf de vergelijking wel te maken met Patta, als toegepaste kunst van de Nederlandse hiphopcommunity. Voor de invloed van hiphop hoef je maar je Instagramfeed te openen. In street fashion herkennen mensen van verschillende community’s zich. Daarom werken we graag samen met merken als The New Originals, Filling Pieces, Daily Paper en Patta. Deze brands spelen met de codes van stoffen, lettertypes en woorden die betekenis hebben voor wie ze kan decoderen. Je ziet knipogen naar de diaspora in de vorm van een postzegel op een trui, of een bepaalde vogel. Het sluit aan bij de behoefte om je te tooien met iets van het land van herkomst, het gaat over identiteit, verlies en pijn, maar ook trots en power.
Een voorbeeld: Daily Paper ontwierp een paar jaar geleden voor Ajax een prematch shirt met een print in de Pan-Afrikaanse kleuren rood, zwart en groen. Die was op Oost-Afrikaans kralenwerk geïnspireerd en vormde een eerbetoon aan de diversiteit van Amsterdam. Je gaat het pas zien als je het door hebt, om met de oude grootmeester van Ajax te spreken. Het is een kwestie van willen zien en anders kijken en horen. Dat begint bij oprechte belangstelling voor het andere. Dat is precies mijn bedoeling met de titel van deze lezing: zoek het uit. In wezen is dat wat elk museum doet, een opdracht om het uit te zoeken. Als hoofdcurator kan ik het aandragen, maar het is aan jou om uit te zoeken waarom dit van belang en waarde is.
Met die oproep wil ik eindigen: ga de straat op en zoek het uit! Ga naar de stadsdelen waar je minder snel komt. De volgende keer dat je denkt, ik ga naar het Stedelijk, rij dan door naar Zuidoost, parkeer je auto in P22 en kijk je ogen uit bij de muurschilderingen van United Painting. Die maken mooie grafische dingen in de openbare ruimte met mensen die van ver komen die nog geen vaste verblijfplaats hebben. Iedereen die voorbijloopt kan daarbij aansluiten, er wordt geen onderscheid gemaakt, niemand wordt buitengesloten. Maar het kan ook hier, op het Museumplein. Loop gewoon eens langs de skateramp hierachter waar de kids zich uitleven, kijk naar de dribbelaars op het basketbalveldje, waar de hiphopmuziek uit de boomboxen knalt. Dit zijn plekken waar huidskleur er niet toe doet, het gaat om je skills en je attitude, daarmee dwing je respect af.
Hiphop is muziek, dans, fashion, beeldende kunst en a way of life. Dat komt allemaal samen in een sublieme liefdesverklaring aan de hiphop van Erykah Badu, een videoclip vol grafische ontwerpen waar je een complete studie aan zou kunnen wijden. Zoek het uit en vooral: Enjoy deze videoclip van Erykah Badu